Dit lied vertelt het verhaal van Jean (Jan) Dieu, die als spion voor het Belgisch Leger door de Pruisen werd gedood op 17/08/1914.
Op 17 augustus viootèn vonte de Preuse ne pjaadszo-l De famildje Dieu mo-se growt en klein tege de moer steun gon Jan di-e de Preuse ho gezin luip waater koos no- Ho-re De Preuse luupe hem aaterno- jo-s woore ze Jan verloore | Op 17 augustus 14 vonden de Duitsers een paardenzadel De familie Dieu moesten groot en klein Tegen de muur gaan staan Jan, die de Duitsers had gezien liep zo hard hij kon naar Haren De Duitsers hadden hem ook gezien Eerst waren ze hem uit het oog verloren |
Viktorke dië zijn kui luut groöze hoö Jan onder de breuk zin loöpe “Menneke,” reupe de Pruisen iet loöter “Boe es die man henne geloöpe?” Omdat ter 't nie drèk wuil zegge heubbe ze zenne errem gebroöke Toen moos ter toch wel vertelle Boe dat Jan zoöt voet gestooke | Viktorke die zijn koeien liet grazen had Jan onder de brug zien lopen "Manneke,"riepen de Pruisen iets later "Waar is die man naartoe gelopen?" Omdat hij niets wilde zeggen, hebben ze zijn arm gebroken Toen moest hij toch wel vertellen Waar Jan zat weggestoken. |
Toen heubbe z' op Jan geschotte De breuk dei krokde van 't leweit Viktor hèd heum toen no boöve getrokke Jan wès toen al zoe wit as krijt Omdat ter nog ojemde en iet bewoög heubbe ze Jan dan doöd gehoöd 't Wes allemol bloed waa daa je zoög 't Piringenveld jonde ze groöf. | Toen hebben ze op Jan geschoten De brug kraakte van het lawaai Viktor heeft hem dan naar boven getrokken, Jan was toen al zo wit als krijt Omdat hij nog ademde en iets bewoog, hebben ze Jan dan doordgeslagen. 't Was allemaal bloed, wat je zag. 't Piringenveld werd zijn graf |