Wij vonden een mooie Jiddische melodie, en zetten hierop een levensverhaaltje van een echtpaar.
As ich smeurges wakker wjan don ich wei ilke man Ich kiek es bo-te wiee do- allemol luup En zin ich Plinneke dan Veul ich wei ilke man Me bloed rap lo-pe boe het aanes kruup | Als ik 's morgens wakker word doe ik zoals elke man Ik kijk eens naar buiten wie daar allemaal loopt En zie ik Plinneke dan, Voel ik zoals elke man Mijn bloed vlug stromen waar het wnders kruipt |
O, me Plinneke, me sho-wn krikzwat Plinneke Wei se gèt met heur mallet Genne man waa doo teege kan En as ich denk on die reink dan luup ze laachteterre van mich voet Boes toch me Plinneke met heure parapleu | O, mijn Plinneke, mijn pekzwart Plinneke, Zoals ze gaat met haar handtas Geen man die daaraan kan weerstaan Als als ik aan die ring denk Dan loopt ze lachend van mij weg Waar is toch mijn Plinneke met haar paraplu. |
En sondos saatersnoens Heup ich nie veul te don Ich vreug es of ze met mich waandele gèt En aater de joste hoek Aater de dikste stroek Kreeg ich van Plinneke men allerjoste pon. | Zondag namiddag Heb ik niet veel te doen Ik vraag eens of ze met mij wil gaan wandelen En achter de eerste hoek Achter de dikste struik Kreeg ik van Plinneke mijn alleereerste zoen |
Vie zen toen meèr getrouwd en heubbe t'os nowt berowt Vie zèn e po-r wa dje nie veul vend De keinger koome rap Ich stoont nog on den trap De wijzevrouw wir met e pèkske met e keind | Wij zijn toen maar getrouwd En hebben het ons nooit berouwd Wij zijn een paar zoals je niet vaak vindt De kinderen kwamen vlug Ik stond nog op de trap De Vroedvrouw alweer met een pakje met een kind. |
Vie zèn no- aat en grijs Os mok dje nog niks wijs Vie lieeze ilke do-g nog de gazet Vie heubbe nog gee spijt Van ozze scho-ne tijd En hoope dat het zoe nog lang vots gèt | Wij zijn nu oud en grijs Ons maak je nog niets wijs Wij lezen dagelijks nog de krant Wij hebben nog geen spijt Van onze mooie tijd En hopen dat het zo nog lang verder gaat |